Met je hoofd in je handen
En een verkrampte houding
Zat je zwijgend aan tafel
Alleen.
Ik wou je helpen
Maar aarzelde even
Je niet willen storen
Uit schroom en angst.
Met een klein hartje
Kwam ik bij jou
Doorbrak je zwijgen
En hielp je verder
Gelukkig maar.
Vergeef het mij
Voor al die keren
Dat ik niet zo moedig was.
Dit was werklik ’n treffende gedig. Dit sê soveel!